Everest, van droom tot nachtmerrie
Eindelijk komt hij er dan aan, onze toppoging. Hij staat gepland op zondag 20 mei. 19 mei is volgens de voorspellingen ook een goede dag. Nadeel van de eerste mooie dag is dat het erg druk kan worden, 300 klimmers op een dag is geen uitzondering. Ik ben dan ook blij dat wij een dagje later kiezen.
De toppoging neemt vier dagen in beslag, eerst van Basis Camp naar Camp 2, dan een dag rust, van Camp 2 naar Camp 3, Camp 3 naar Camp 4, en vervolgens van Camp 4 naar de top.
De dag voor vertrek ben ik gespannen. In de ijsval hangt een blok ijs ter grote van een halve Europoint toren in Rotterdam. De toren scheurt los, en de scheur wordt op het oog groter. Ik zoek een stil plekje op en vraag iets of iemand om mij goed gezind te zijn. De klim door de ijsval valt mee, als je eenmaal geconcentreerd met je taak kan bezig zijn is altijd makkelijker. Ik krimp ineen als ik met een grote knal een blok ijs hoor los komen. Gelukkig is het een breuk in een spleet en is er verder niets aan de hand. Geroutineerd steken we inmiddels de ladders in de Khumbu ijsval over. Het blijft een fascinerende plek. Sinds de vorige passage is er veel veranderd. Na de ijsval en C2 volgt de lange en saaie wandeling door de CWM naar C2. Gevoelsmatig schiet het totaal niet op, maar de dimensies zijn enorm. Een stuk sneller dan de eerste keer komen we in C2 aan, waarna een rustdag volgt.
Na de rustdag gaan we voor de tweede keer naar C3. Dan blijkt dat we geluk hebben gehad. In C3 is een ijstoren ingestort die drie van de vier tenten heeft geraakt. In een van de tenten liggen onze zuurstofflessen. Als die weg zijn hebben we een groot probleem. De spullen in de overige tenten zijn vervangbaar. Wonder boven wonder is de zuurstoftent de enige die nog staat. En gelukkig was er niemand in het kamp aanwezig. In het kader van de grote soap serie gaat het gerucht dat een klimmer een zuurstoffles heeft laten vallen, die vervolgens is ontploft, waarna de toren is ingestort. Het zal allemaal wel… De tocht naar C3 gaat heerlijk. Ik geniet van de omgeving en voel mij prima.
Naar C4 klimmen is een ander verhaal. C4 ligt met 7950 dik in de zogenaamde ‘Death Zone’. Permanent verblijf is door het zuurstoftekort niet mogelijk. Slechts 1/3 van de zuurstof is beschikbaar. Op deze hoogte teer je heel snel in op je reserves. Het is ook de eerste keer dat we met aanvullende zuurstof uit flessen gaan klimmen. Het is even wennen aan zo’n zuurstofmasker. Het geeft mij een verstikkend gevoel. De route is makkelijk, recht omhoog door de Lhotsewand, door de Yellowband (laag van geel gesteente die door heelde Himalaya loopt), vervolgens over een stuk steen met de naam Geneva Spur, waarna je in C4 op zuidcol (laagste stuk tussen de Everest en de Lhotse) aankomt. Het is steil. Eigenlijk is er nergens een plek waar je even kunt stoppen en zitten. Met het zuurstofmasker op is het lastig om te drinken. Dat gebeurt dan ook nauwelijks, waardoor iedereen uitgedroogd raakt. Ik heb mijn dag niet lijkt het. Teamgenoten gaan sneller of gemakkelijker omhoog. Later in C4 blijkt dat er een lek in mijn zuurstofsysteem zit. Veel zuurstof komt daardoor niet in mijn masker terecht maar in de lucht. Lekker is dat..
Na zeven uur klimmen verschijnt de Zuidcol om de hoek. Een plek waarover ik al heel veel boeken heb gelezen. Het is een desolate vlakte. Iets kleiner dan ik had verwacht. De toppiramide van de Everest torent nog zo’n 900 meter boven de col uit. Het is 14.00 uur en het valt mij op dat er nog een lange rij van klimmers voor de top staat. Laat! Bovendien steekt rond die tijd een storm op. De topdrukte op de 19e lijkt inderdaad voor vertraging te zorgen. Als dat maar goed gaat.
Het vertrek naar de top staat om 20.00 uur gepland. Nog een paar uur waarin we moeten drinken en nog eens drinken. Uitdroging verhoogt de kans op bevriezingen en bv hersenoedeem aanzienlijk. Het lichaam kan prima een tijdje zonder slaap en eten, maar drinken is noodzakelijk. Genoeg drinken is nog niet zo makkelijk. IJs hakken is een enorme opgave, samen met Dave lukt het om voldoende te verzamelen. Het stormt inmiddels zo hard dat het water uit de brander klotst en niet aan de kook gaat. Na drie uur hebben we nog niets kunnen drinken en beginnen we ons zorgen te maken. Achter in de tent blijkt een ander type brander te staan waarmee het wel lukt. Ik had die al eerder gezien, maar door de hoogte legde ik geen relatie tussen het probleem en de oplossing. De hoogte maakt mijn sowieso lusteloos en apathisch, ondanks de aanvullende zuurstof.
Nu het vochtprobleem is opgelost maken we ons zorgen over de wind die maar niet gaat liggen. Zeker in de tent is de wind angstaanjagend. We willen het hoe dan ook proberen. In tent lijkt het al snel erger dan het is en bovendien zegt de weersvoorspelling dat het beter moet worden.
Als ik om 20.15 de tent uitga waait mijn zuurstofmasker bijna van mijn gezicht. Niet echt hoopgevend. Bovendien meen ik op de berg al klimmers te zien omdraaien die voor ons zijn gestart. Met de moed daar wanhoop begin ik maar met klimmen. Het blijkt dan enigszins mee te vallen. De temperatuur is tegen de -30 vermoed ik, de windchill maakt het nog veel kouder, maar de goede kleding maakt dat ik het niet koud heb. Wat op dat moment alleen nog maar ververvelend is, is de sneeuw die door de wind in mijn ogen waait.
Ik blijk mij vergist te hebben in klimmers die al omdraaiden. Het blijken klimmers van de 19e mei te zijn die nog steeds bezig zijn met hun afdaling. Kort na het kamp komen we de eerste tegen waarna nog vele zullen volgen. Sommige hebben geluk en worden omlaag geholpen door een team van anderen. Andere klimmers zijn alleen en niet meer in staat om te bewegen. Een Koreaanse jongen heeft hypothermie zijn stijgijzers uitgedaan en is gaan zitten. Onze hoofdsherpa en Dave geven hem Dex (medicijn tegen hoogteziekte en helpen hem omlaag). Helaas is hij alsnog in het kamp overleden.
Doordat onze hoofdsherpa de Koreaanse jongen naar beneden heeft geholpen ben ik bang voor een zuurstofprobleem. Je hebt minimaal twee flessen nodig op je topdag, waarvan hij er een draagt. Ik speek met mijzelf een tijd af waarop ik moet terugkeren. Anders kom ik in de afdling zonder zuurstof te zitten, net als veel klimmers van de 19e met alle gevolgen van dien… Gelukkig lost dit probleem zich op doordat ik een andere sherpa van onze groep tegen kom. Communicatie is lastig vanwege de taal, de storm en het zuurstofmasker, maar dit probleem lijkt opgelost.
De wind lost niet op. Tot aan de Balcony klim je door de wand enigszins in de luwte. Daarboven begint de topgraat. Waar ik al een beetje bang voor was gebeurt. We krijgen de volle laag op de graat. De spindrift waait nu hard in mijn gezicht. Alles is bedekt onder dikke laag ijs. Een sneeuwbril beschermt je ogen, maar binnen korte tijd vormt zich ook daar een laag ijs. Zonder bril beschadigen de sneeuwkristallen met name mijn linkeroog. Mijn oog zelf bevriest en mijn oogleden vriezen aan elkaar. Ik zie niet veel meer.
Op de graat is de wind zo sterk dat ik tot drie keer toe door de wind op mijn knieen wordt gewaaid. Dit gaat niet meer, dit wordt echt te gek. Ondanks de hoogte van 8600, nog maar 250 van de top. Ik besluit om voor stellen om terug te gaan. Om mijn teamgenoten te bereiken moet ik nu zelfs naar ze toe kruipen. Een onbekende man vertelt dat hij terug gaat, waarna ik aangeef mijn Amerikaanse teamgenoot Jon op te zoeken om het zelfde voor te stellen. De onbekende man blijkt mijn Zwitserse teamgenoot te zijn die ik niet herkend had door de storm. We zijn het eens, wegwezen hier.
Op de terugweg zwelt de storm verder aan. Meer dan 10 centimeter kan ik niet meer zien. Alles is keihard bevroren. Mijn handschoenen zijn zo stijf dat ik de touwen bij de ankers bijna niet meer kan omklikken. Een aantal keer moet ik mijn want even uitdoen. De onderhandschoen is veel te dun, waardoor ik uiteindelijk aan drie vingers bevriezingen oploop. Geen onherstelbare schade gelukkig.
Ik krijg het gevoel dat ik stik. Eerder al heb ik al het ijs van mijn zuurstofmasker gehaald. Mijn trage hersenen bedenken dat mijn zuurstoffles leeg moet zijn. Op de balcony wisselt hoofdsherpa Jangbu met de nodige moeite mijn zuurstoffles. In de afdeling raken we elkaar kwijt. Jangbu is nog wel boven ons als bezemwagen. Weer moet ik langs de lichamen.
De ene stem in mijn hoofd dwingt mij om scherp te blijven, oppassen, de situatie is nog onder controle,maar er is inmiddels niet veel meer voor nodig om daar verandering in te brengen. De steilste stukken over de rots glijd ik op mijn kont naar beneden. Het scheurt mijn donspak open, maar dat kan mij niet schelen. Eindelijk is de donkere nacht voorbij en wordt het een beetje licht. De sneeuwkristallen hebben ervoor gezorgd dat ik met mijn linkeroog alleen nog maar wazig zie.
Helemaal op kom in C4 aan en duik ik onze eerste tent in. Ik wil iets drinken, maar mijn vingers zijn te gevoelloos om iets te doen. Pas na een uur of twee ben ik in staat om naar mijn eigen tent te lopen en in mijn slaapzak te liggen. Als ik de tent binnenkom barst ik in tranen uit. Wat een hel was dit. Joost die wat eerder is omgedraaid doet mijn schoenen uit en helpt mijn in mijn slaapzak.
Diezelfde dag dalen we nog af naar C2. Na 24 uur klimmen en dalen ben ik compleet aan het einde van mijn latijn. Door het vochtekort zie ik allerlei vreemde figuren in de donker wordende gletsjer. Vijf mensen die op het strand liggen bijvoorbeeld. Ik weet dat het onzin is.
In C2 zet ik mijn satelliettelefoon aan. Door alle smsjes schakel ik terug van de overlevingsmodus naar de normale. Ik moet huilen door al de persoonlijke boodschappen. De omvang van het drama wordt mij duidelijk. Veel mensen zijn gestorven op de berg. Wat een nachtmerrie alles bijelkaar. In Nederland haalt het de landelijke pers maar ook bij de BBC haalt dit bericht het mondiale nieuws.
Een dag later daal ik voor het laatst af door de ijsval. De vermoeidheid is er nog steeds. In C1 kan ik voor het eerst sinds de weg omhoog in C3 meer eten dan drie happen vast voedsel. Er valt een last van mijn schouders als ik de ijsval verlaat. Het zit erop. Binnen drie dagen ga ik naar het vliegveldje in Lukla lopen om daar terug te vliegen naar Kathmandu. Een koud biertje onderweg zou erg lekker zijn. In Kathmandu zal ik nog een laatste update voor de website schrijven.
Iedereen dank voor de steun! Dat heeft mij echt goed gedaan.
Groeten
Eric
Recente reacties